-
1 raw
adj. rauw; niet gekookt; onbewerkt; onervaren; pijnlijk; grof--------n. rauwe plekraw1[ ro:] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:in the raw • ongeciviliseerd, primitief; naakt————————raw2〈bijvoeglijk naamwoord; rawness〉2 〈 benaming voor〉 onbewerkt ⇒ rauw 〈 van bakstenen〉; ruw, ongelooid 〈 van leer〉; 〈 figuurlijk〉 onuitgewerkt 〈cijfers e.d.〉; grof; onaf(gewerkt), onrijp3 groen ⇒ onervaren, ongetraind4 ontveld ⇒ rauw, open♦voorbeelden:raw silk • ruwe zijde¶ raw deal • oneerlijke/gemene behandeling -
2 sauce
n. saus; specerij; brutaliteit (spreektaal); puree; toevoegsel van groente bij vlees--------v. sauzen; brutaal zijn (slang); verzachten (van vonnis)sauce1♦voorbeelden:¶ 〈 spreekwoord〉 what's sauce for the goose is sauce for the gander • gelijke monniken, gelijke kappen————————sauce2 -
3 kitchen garden
-
4 Turkish salad
Turkse sla (pikant mengsel van groente, tomatensaus en kruiden) -
5 fritada
n. braadschotel van groente en kaas; Spaanse saus voor op vlees en vis -
6 sundried
adj. in zon gedroogd om de smaak te verbeteren (van groente en fruit) -
7 stuffing
n. mengsel van gekruide ingrediënten om vlees en groente te kruiden (gemaakt van broodkruimels of rijst met specerijen, groente en kruiden); veren of stof gebruikt als vulling voor kussens; het laden van goederen in een container (Slang)[ stuffing]♦voorbeelden:¶ knock/take the stuffing out of someone • iemand tot moes slaan, iemand uitschakelen -
8 crisp
adj. knapperig; snel--------n. knapperig, krokant--------v. knapperig/ croquant makencrisp1[ krisp] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ burn to a crisp • helemaal verbranden/zwart laten worden————————crisp2〈bijvoeglijk naamwoord; crispness〉3 fris ⇒ helder, opwekkend, verfrissend4 helder ⇒ spits, ter zake, kernachtig5 kroezend ⇒ kroes-, krul-♦voorbeelden:the snow was crisp underfoot • de sneeuw knerpte onder je voeten————————crisp3〈 werkwoord〉1 bros/krokant maken/worden2 sterk (doen) krullen ⇒ (doen) rimpelen, (doen) omkrullen -
9 live
adj. levend; levendig; belangrijk; brandend; geëlectrificeerd; rechtstreekse uitzending--------adv. rechtstreeks--------v. leven; wonen; omkomen; bestaanlive1[ lajv]1 live ⇒ direct, rechtstreeks3 onder spanning/stroom staand♦voorbeelden:¶ live ammunition/cartridges • scherpe munitie/patronenII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:live birth • levendgeborene————————live2[ liv]2 wonen♦voorbeelden:live and let live • leven en laten levenlong live the Queen! • (lang) leve de koningin!live together • samenleven/wonenlive above/beyond one's means • boven zijn stand levenlive by • leven van, in zijn onderhoud voorzien door; leven naar, zich houden aanlive off the land • zijn eigen groente verbouwenlive out of cans/tins • leven van blikjesvoedselshe lives with a foreigner • ze leeft/woont samen met een buitenlanderlive with a situation • (hebben leren) leven met/zich neerleggen bij een situatieyou haven't lived yet! • je hebt nog helemaal niet gelééfd/van het leven genoten!you'll live to be ninety • jij haalt de negentig nog2 live in • inwonen, intern zijnlive on one's own • op zichzelf/alleen wonen→ live up to live up to/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 leven2 beleven ⇒ door/meemaken♦voorbeelden:he won't live out the year • hij haalt het eind van het jaar niet→ live down live down/ -
10 aubergine
n. aubergine, plant van Oost-Indische oorsprong met eetbare vrucht; eiervormige vrucht van de aubergine die als groente wordt gegeten, donkerpaars van kleur[ oobəzjie:n] 〈 voornamelijk Brits-Engels〉 -
11 blanch
v. wit maken, bleken; doen verbleken; pellen; verbleken, wit worden[ bla:ntsj]1 bleek/wit worden ⇒ verschieten♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen verbleken ⇒ bleken, ontkleuren -
12 bubble
n. bel--------v. bellenblazenbubble1[ bubl] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 gepruttel ⇒ gesputter, gespetter, gebruis♦voorbeelden:¶ 〈 voornamelijk Brits-Engels〉 bubble and squeak • kliekjes 〈 aardappelen, kool of andere groente, soms vlees, tezamen in boter gebakken〉————————bubble2〈 werkwoord〉1 borrelen ⇒ bruisen, pruttelen♦voorbeelden:1 the oil bubbled up through the sand • de olie welde/borrelde omhoog uit het zandbubble over with enthusiasm • overlopen van enthousiasme -
13 cowpea
n. jaarlijkse groente groeiend in zuiden van V.S. voor veevoer en aardebemesting, kousenband; eetbaar zaad van koudenbandplant -
14 Irish stew
gestoofde vlees en groente, iers gerechtIerse stoofschotel/hutspot————————stoofschotel van schapenvlees, ui en aardappelen -
15 Scotch broth
n. Schotse soep gemaakt van rundvlees of lamsvlees met groente en parelgerst -
16 live off the land
-
17 preserver
n. bewaarder; behoeder; bewaarmiddel (van fruit, groente); conserveringsmiddel[ prizzə:və] -
18 rhubarb
n. rabarber (soort groente)[ roe:ba:b] -
19 Marmite
n. merknam van een smakelijk bruin smeersel bereid uit gist en groente exttracten (populair in Groot Brittannië) -
20 couscous
n. zeer populair gerecht in Noord-Afrika voornamelijk bestaande uit gestoomde griesmeel, waarvan de korrels een diameter hebben van ongeveer 1 à 2 millimeter, bereid met groente en vlees
- 1
- 2